-
1 drängen
drängen3 aandringen, aansporen♦voorbeelden:zum Aufbruch drängen • aansporen om te vertrekkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:jemanden in die Defensive drängen • iemand tot het defensief dwingenzur Seite drängen • aan de kant duwen♦voorbeelden:sich durch die Menge drängen • naar voren dringenIV 〈 onpersoonlijk werkwoord〉 -
2 pochen
pochen4 〈 pejoratief〉pochen, snoeven♦voorbeelden:auf Zahlung pochen • op betaling aandringen4 auf seine Verdienste pochen • zich op zijn verdiensten beroemen, laten voorstaan -
3 auf Zahlung drängen
auf Zahlung drängen -
4 auf Zahlung pochen
auf Zahlung pochen -
5 dringen
dringen♦voorbeelden:Tränen dringen in die Augen • tranen komen in de ogenauf sofortige Zahlung dringen • directe betaling verlangenmit Bitten in jemanden dringen • iemand met aandrang verzoeken
Перевод: с немецкого на нидерландский
с нидерландского на немецкий- С нидерландского на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский